Programmatoelichting februari 2023 | Romantische Nostalgie met Artyom Dervoed

7 februari 2023

Op 8 t/m 12 februari 2023 presenteert Conrad van Alphen Sinfonia Rotterdam met gitarist Artyom Dervoed.

De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.


Programma

  • Joaquín Rodrigo (1901-1999)
    <1930>

    • I. Zarabanda lejana
    • II. Villancico

    Antón García Abril (1933-2021)Concierto Mudéjar <1986>

    • I. Moderato. Allegro non troppo 
    • II. Andante 
    • III. Allegro

    Antonín Dvořák (1841-1904)
    Serenade voor strijkers in e, opus 22 <1875>

    • I. Moderato
    • II. Tempo di valse
    • III. Scherzo: Vivace
    • IV. Larghetto
    • V. Finale: Allegro vivace

Joaquín Rodrigo (1901-1999) – Zarabanda lejana y villancico

Het is merkwaardig, dat de in 1999 op hoge leeftijd overleden Spaanse componist/pianist Joaquín Rodrigo het meest bekend is vanwege zijn twee concerten voor gitaar, een instrument dat hijzelf niet bespeelde, terwijl bijvoorbeeld de meer dan 50 pianowerken, die de blinde componist voor zijn eigen instrument schreef nagenoeg onbekend zijn gebleven. Dat geldt ook in zekere mate voor enkele korte orkestwerken, waaronder de ‘Zarabanda lejana (veraf) y villancico’ uit de jaren 1926/1930.

Het ‘Concierto de Aranjuez’, voor gitaarsolo en orkest, in 1939 gecomponeerd, is echte ‘music of the millions’ geworden. Op zich is dat een wonder. Weinig andere 20e-eeuwse klassieke concerten zijn ooit zo populair geworden. Gershwins pianoconcert komt misschien nog het dichtst in de buurt. Ook de ‘Fantasia para un Gentilhombre’ voor twee gitaren en orkest van dezelfde Rodrigo is een bestseller. 

Rodrigo componeerde in 1926 de ‘Zarabanda lejana’ oorspronkelijk voor gitaar (of piano). Het was zijn eerste stuk voor gitaar. Het was een hommage aan de 16e-eeuwse vihuela speler Luis Milán (de vihuela was een in de renaissance populair 8-snarig tokkelinstrument in de vorm van de huidige klassieke gitaar). Rodrigo koos voor zijn eerbetoon een statige zarabande in de stijl van Milán, maar maakte er een eigentijdse compositie van door toevoeging van licht dissonante akkoorden. Vandaar het bijvoeglijk naamwoord ‘lejana’ wat in het Nederlands ‘veraf’ betekent. Twee jaar later orkestreerde Rodrigo de compositie voor strijkers en nog weer twee jaar later voegde hij in 1930 aan de gedragen zarabande een luchtige en speelse villancico (kerstliedje) toe.

 


Antón Garcia Abril (1933-2021) – Concierto Mudéjar

  1. Moderato. Allegro non troppo 2. Andante 3. Allegro

Antón García (naam van vaders familie) Abril (moeders familienaam) is een Spaanse componist die een groot oeuvre op zijn naam heeft staan, zowel vocale, orkestrale als kamermuzikale werken. Maar de grootste faam verwierf hij met filmmuziek.

Helaas is Antón Garcia Abril betrekkelijk recent slachtoffer geworden van Covid-19. Zijn bakermat is de stad Teruel, gelegen in het zuiden van de regio Aragón. In deze stad zijn fraaie architectonische bouwwerken te bewonderen in de typisch half Moors/half Christelijke ‘Mudéjar’ stijl.

Het ‘Concierto Mudéjar’ is een driedelig gitaarconcert, gecomponeerd in 1986. Het is geen klassiek concert met een eerste deel in sonatevorm met contrasterende thema’s, een langzaam middendeel  en een rondo-achtig slotdeel. Garcia Abril probeert in dit concert een brug te slaan van de beeldende ‘Mudéjar’- architectuur naar de klassieke muziek. Dat doet hij door rijkelijk te variëren op Aragonese melodieën, zodat een doorlopende stroom delicate figuraties ontstaat als in de ornamentale Moorse architectuur. Probeer niet Oosterse klanken te ontwaren, want de muziek klinkt uitgesproken Spaans, maar wel zonder te vervallen in folkloristische effecten. De gitarist treedt in eerste aanleg solo op de voorgrond, met achter hem het strijkersensemble. Na de solo voegen de strijkers zich bij de warme klanken van de gitaar. Tegen het einde van het tweede deel speelt de gitarist nog zo’n cadensachtige solo. De tempi zijn overwegend langzaam, het ritme deinend,  gelijk mijmerend in een Spaanse zomernacht. Alleen het slotdeel is echt een allegro. Het concierto werd in de kathedraal van Teruel ten doop gehouden.

 


Dvořák (1841-1904) – Serenade voor strijkers in E, opus 22

  1. Moderato 2. Tempo di Valse 3. Scherzo 4. Larghetto 5. Finale

Antonín Dvořák was een door en door tevreden mens, die de Boheemse volksmuziek als geen ander in de genen had. Hij was een eenvoudige slagerszoon; meer liefhebber van stoomtreintjes dan van academische geleerdheden. Hij voelde zich het meest op zijn gemak in de natuur, te midden van zijn familie in het buitenhuisje op het landgoed van zijn welgestelde zwager in Vysoká, even buiten Praag.

In de onbekommerde Serenade uit 1875 bejubelt de 33-jarige Dvořák in alle toonaarden de liefde voor zijn vrouw Anna. Het is geen diepgravend, pretentieus werk. Het is muziek van een vakman, die als altviolist uitstekend de kunst verstond in slechts weinige dagen een diverterende compositie voor strijkorkest à la Mozart te schrijven. Het is blije muziek, ontstaan in een periode waarin alles in het leven Dvořák meezat. Gelukkig getrouwd, vader van zoon Otokar, een tweede kind op komst en financieel voor het eerst boven Jan dankzij een staatsstipendium hem toegekend door de Oostenrijkse regering. De toentertijd gevreesde Weense muziekcriticus Eduard Hanslick schreef over de inzendingen van de nog onbekende Praagse musicus: “…de meeste verzoeken zijn als regel afkomstig van componisten die alleen voldoen aan de eerste twee van de drie door de wet gestelde eisen: jeugd, geen geld en talent. De composities van Dvořák zijn proeven van een intens, alhoewel nog maar half gerijpt, talent. Dat was voor de jury een aangename verrassing.”

Vier van de vijf delen van de Serenade hebben een simpele ABA-structuur. Het eerste deel opent en eindigt met een gelukzalige melodie van de minnaar, die ‘Moderato’ als een canon tussen de strijkersgroepen echoot. Het middendeel klinkt als het beschroomde antwoord van het meisje. In het tweede deel horen we een amoureuze wals, onderbroken door een ietwat gereserveerd terugdeinzen van de aanbedene. Wanneer de wals wordt hervat, voelt de lover zich een beetje afgewezen. De mineurstemming is gelukkig van voorbijgaande aard. Uitgelaten walst de verliefde man naar het slot van het Tempo di Valse. Deel drie is een kwikzilverig Scherzo met een verwachtingsvol trio als middendeel. Het Larghetto is een en al tedere liefkozing, even onderbroken door guitige plagerijen. De Finale: Allegro vivace vormt de bezegeling van de liefde. De melodie waarmee de Serenade zo gelukzalig opende, roept nog even in herinnering hoe het allemaal begon voordat de uitgelaten slotcoda een eind maakt aan dit verrukkelijke werk.

 


Met dank aan: Han van Tulder (hanvantulder.nl)