Mozart en Shostakovich

Sinfonia Rotterdam 2021 Annelien van Wauwe (Mozart Klarinetconcert KV 622, Sjostakovitsj Kamersymfonie Op. 73a)

 

Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791) Klarinetconcert in A, KV 622

 

De ontstaansgeschiedenis van het klarinetconcert begint veel eerder in het leven van Wolfgang Amadeus Mozart dan het late nummer in de Köchel Verzeichnis doet vermoeden. De twee klarinetlessenaars in het hoforkest van keizer Joseph II werden sinds 1781 bezet door de gebroeders Johann en Anton Stadler. Beiden waren virtuozen op het nog niet zo lang daarvoor in zwang geraakte blaasinstrument. Johann is in de vergetelheid geraakt, maar Anton (1753 -1812) niet, want die was een goede (loge)vriend van Wolfgang Amadeus Mozart. Samen vervulden zij een belangrijke rol in de ontwikkeling van deze tot dan toe obscure houtblazer tot een volwaardig orkest- en solo-instrument. Mozart zorgde voor de noten, Stadler experimenteerde met de fysiologie van het instrument. In 1789 begon Mozart aan de compositie van een concert voor bassethoorn in G, bestemd voor Anton Stadler. Na 200 maten met het eerste deel gevorderd te zijn, legde hij het stuk terzijde. Waarom? Vermoedelijk vanwege financiële zorgen en bijgevolg tijdgebrek, want opdrachten die geld in het laatje brachten kregen bij Mozart altijd voorrang. Vriend Stadler schijnt eindeloos gezeurd te hebben om het werk nu eens een keer af te maken. Daar is het pas, tijdens een gezamenlijk verblijf in Praag (vanwege ‘La clemenza di Tito’), in oktober 1791 van gekomen. Stadler hield op 16 oktober het concert ten doop tijdens een door hem zelf georganiseerde ‘Academie’. Vermoedelijk bespeelde hij bij deze gelegenheid, zoals ook soliste Annelien van Wauwe bij deze uitvoering, een in A gestemde bassetklarinet.

 

Het klarinetconcert is meer dan het requiem te beschouwen als Mozarts zwanenzang. Of de maestro, gelet op zijn catastrofale gezondheidstoestand, zijn einde voelde naderen is niet met zekerheid te zeggen, maar zonder ingewikkeld te willen psychologiseren kunnen de haast bovenaardse schoonheid, de melancholieke grondstemming, de schijnbaar oneindig lang uitgesponnen cantilenen en de dramatische uitbarstingen gemakkelijk in verband worden gebracht met de gemoedstoestand van een componist die zich op de eeuwigheid van het hiernamaals voorbereidt.

 

 

Dmitri Sjostakovitsj (1906 – 1975) – Kamersymfonie Op.73a (Strijkkwartet nr 3 in F, opus 73, bewerkt door Rudolf Barshai voor kamerorkest)

 

De vijftien strijkkwartetten die Dmitri Sjostakovitsj gedurende zijn componistenloopbaan schreef, kunnen worden beschouwd als zijn artistieke dagboek. Alle kwartetten staan in een andere toonsoort. Mogelijk heeft Sjostakovitsj gespeeld met het idee om voor alle vierentwintig toonaarden één kwartet te componeren. Zover is het, mede als gevolg van de steeds zwakker wordende gezondheid van de componist, niet gekomen.

 

Zijn derde strijkkwartet, opgedragen aan het Beethoven Kwartet, componeerde Sjostakovitsj in het hoopvolle jaar 1946. De euforie van de gewonnen oorlog was nog niet weggeëbd en de bureaucratische pesterijen die zouden volgen, waren nog niet losgebarsten.

 

Het vijfdelige werk opent met een voor Sjostakovitsj’ doen monter Allegretto in sonatevorm. Het guitige hoofdthema en het relaxte neventhema doen vermoeden dat de toehoorder met opzet verrast wordt met een Russische versie van het soort charmante, ongecompliceerde muziek, waarop Franse componisten, als Francis Poulenc, het patent hadden. Had Sjostakovitsj, één jaar na afloop van de tweede wereldoorlog, werkelijk aanleiding zo luchthartig gestemd te zijn? Bepaald niet. Stalin was vastbesloten de teugels van zijn communistische regime stevig aan te trekken. Een satire van Michail Zosjtsjenko, getiteld ‘De avonturen van een aapje’, kon in de ogen van de autoriteiten geen genade vinden. Dat het aapje achter de tralies van de dierentuin een aangenamer bestaan leidde dan de Sovjetburger daarbuiten, kwam de schrijver op een forse reprimande te staan. Zo’n satirische boodschap als die van het vrolijke aapje heeft Sjostakovitsj in dit openingsdeel van het gelijktijdig met de negende symfonie gecomponeerde strijkkwartet, ongetwijfeld aan de goede verstaander willen brengen. Hoofd- en neventhema ademen een ontspannen sfeer. Na de herhaling van de expositie wordt het thematische materiaal op ingenieuze wijze in een dubbelfuga dooreen gevlochten. De bondige reprise wordt afgesloten door een virtuoze coda. Het sterk contrasterende tweede deel, Moderato con moto, reflecteert het naargeestige, monotone bestaan onder het communistische juk. Hoor je de mensen zachtjes klagen en snikken? Ontredderd en desolaat sterft de muziek weg. Dan volgt het ironische derde deel, Allegro non troppo. Een scherzo in de vorm van een parmantige militaire parade. Het gemarcheer is het mikpunt van de satire. Je ziet het voor je. Rode petten, grijze jassen, de autoriteiten wuivend op het podium. Sjostakovitsj maakte van het op zich tamelijk banale marsthema een ware persiflage op de Sovjetheroïek, vol valse pathos en schijnopgetogenheid. Het vierde deel,Adagio, opent met een machtig, unisono gespeeld, thema. Op een traag bewegende passacaglia schrijdt de muziek stapvoets voort. Zonder onderbreking sluit de finale, Moderato, op de passacaglia aan. Het satirische rondothema, aarzelend door de fagot geïntroduceerd, is typisch Sjostakovitsj. Fragmenten uit het voorafgaande passeren de revue. Na verloop van tijd maken de sombere overpeinzingen plaats voor een twijfelachtig optimisme op de deinende cadens van een fragiel wiegenlied. Heel etherisch eindigt het epos. Superspannend!

 

De Russische altviolist Rudolf Barshai (1924-2010), oprichter en dirigent van het Moskous Kamerorkest, kende Sjostakovitsj goed. Barshai bewerkte enkele van Sjostakovitsjs strijkkwartetten voor zijn orkest. De componist heeft met de bewerkingen ingestemd. Of hij ze ook intensief heeft bestudeerd weten we niet en welke criteria hij daarbij heeft gehanteerd al evenmin. In ieder geval heeft Barshai in een aantal van deze bewerkingen nogal stevig huisgehouden. In opus 73a is sprake van een bewerking voor strijkers en houtblazers,

 

Han van Tulder (www.hanvantulder.nl)