Beethoven – SMC 2021

Symfonie nr.2 in D, opus 36, 1e deel

Programmatekst door Han van Tulder

Ludwig van Beethoven (1770-1827) – Symfonie nr.2 in D, opus 36, 1e deel

 

De wordingsgeschiedenis van Van Beethovens tweede symfonie is goed gedocumenteerd. De eerste schetsen dateren uit 1801. Uit dat materiaal is af te leiden dat de componist steeds voor zijn meest onconventionele invallen koos. Hij was en bleef een aartsvernieuwer. Weliswaar vond hij zijn inspiratie in de klassieke vierdelige compositiestructuur van Haydn en Mozart, maar verder streefde hij er bewust naar het Weense publiek deel voor deel te choqueren met ongehoorde nieuwlichterijen: scherpe contrasten tussen luid en zacht, snel en langzaam en majeur en mineur, monter en dreigend. De toehoorders van de première in april 1803, tijdens een zogenoemde ‘Akademie’ in het Theater an der Wien, reageerden als gebeten honden. Ze vroegen zich af of deze bruuske muziek nu ‘heiter’ of  juist ‘unheiter’ bedoeld was. Het commentaar luide: “zu lange, überkünstlerisch, merkwürdig, düster, wild und grelle. Goedgezinde critici adviseerden Van Beethoven deze ‘schwierige Musik’ bondiger en eenvoudiger te maken. Later bleek het een kwestie van wennen. Nu stoort niemand zich meer aan deze al lang niet zo bijzondere symfonie. Toch is het goed om bij beluistering deze eerste reacties van toenmalige concertgangers in gedachte te houden. De tweede is typisch een overgangswerk van klassiek naar romantiek. 

 

Het eerste deel  Allegro con brio opent met een langzame, plechtstatige inleiding, net als bij de latere Haydn symfonieën. Het nerveuze, voortjagende  hoofdthema vloeit naadloos voort uit de intro. Niet eerder was zo’n energiek allegro vertoont. Het neventhema heeft iets weg van een gehaaste mars.

 

 

Han van Tulder (www.hanvantulder.nl)