Tekst uit de cantate ‘Arianna a Naxos’ – Dans en Drama met Tinka Pypker

9 maart 2023

Adagio
.
Teseo mio ben, dove sei? Dove sei tu?
Vicino d’averti mi parea,
ma un lusinghiero sogno fallace m’ingannò.
Già sorge in ciel la rosea Aurora,
e l’erbe e i fior colora Febo
uscendo dal mar col crine aurato.
Sposo, sposo adorato, dove guidasti il piè?
Forse le fere ad inseguir
ti chiama il tuo nobile ardor.
Ah vieni, ah vieni, o caro,

ed offrirò più grata preda ai tuoi lacci.
Il cor d’Arianna amante, che t’adora costante
stringi, stringi con nodo più tenace,

e più bella la face splenda del nostro amor,
Soffrir non posso d’esser da te divisa un sol istante.
Ah di vederti, o caro, già mi strugge il desio;
ti sospira il mio cor, vieni, vieni idol moi.

Aria (largo)

Dove sei, mio bel tesoro,
chi t’invola a questo cor?
Se non vieni, io già mi moro,
né resisto al mio dolor.
Se pietade avete, oh Dei,
secondate i voti miei,
a me torni il caro ben.
Dove sei? Teseo!
Dove sei?

Recitativo

Ma, a chi parlo? Gli accenti Eco ripete sol.
Teseo non mode, Teseo non mi risponde,
e portano le voci e l’aure e l’onde.
Poco da me lontano esser egli dovria.
Salgasi quello che più d’ogni altro
s’alza alpestre scoglio; ivi lo scoprirò.
Che miro? Oh stelle, misera me,
quest’ è l’argivo legno!
Greci son quelli!
Teseo! Ei sulla prora!
Ah m’ingannassi almen …

no, no, non m’inganno.
Ei fugge, ei qui mi lascia in abbandono.
Più speranza non v’è, tradita io sono.

Teseo, Teseo, m’ascolta, Teseo!
Ma oimè! Vaneggio!
I flutti e il vento lo involano per
sempre agli occhi miei.
Ah siete ingiusti, o Dei,
se l’empio non punite! Ingrato!
Perchè ti trassi dalla morte
dunque tu dovevi tradirmi!
E le promesse, e i giuramenti tuoi?
Spergiuro, infido! Hai cor di lasciarmi.
A chi mi volgo, da chi pietà sperar?

Già più non reggo,
il piè vacilla, e in così amaro istante
sento mancarmi in sen l’alma
tremante.

Aria

A che morir vorrei in sì fatal momento,
ma al mio crudel tormento
mi serba ingiusto il ciel.
Misera abbandonata non ho chi mi consola.
Chi tanto amai s’invola barbaro ed infedel.

Adagio

Theseus, mijn geliefde! Waar ben je?
Ik dacht dat je naast me zat,
maar het was slechts een zoete, valse droom.
De ochtendhemel kleurt roze, en
het gras en de bloemen tinten fleurig als
Phoebus’ gouden kuif uit zee oprijst.
Mijn lieve echtgenoot, waar henen ging je?
Heeft wellicht je dappere temperament
je tot de jacht verleid?
Ach! Kom. Kom mijn lief en
je zult een zoetere prooi voor je boog vinden.
Ariadne’s altijd minnende hart,
dat zich constant aan je wil binden

en het veel mooiere gezicht van onze liefde.
Laat de vlam van onze hartstocht
gloedvoller dan ooit branden.
Ik kan niet verdragen nog langer van je gescheiden te zijn.

Aria (largo)

Waar ben je, mijn mooie schat,
wie scheurde je los van dit hart?
Als je niet komt, zal ik sterven,
ik kan dit verdriet niet verdragen.
Indien, oh Goden, gij genadig bent,
verhoor dan mijn gebed
en stuur mijn geliefde naar mij terug.
Waar ben je? Theseus!
Waar ben je?

Recitativo

Maar tegen wie praat ik? Echo weerkaatst
mijn woorden, Theseus hoort noch antwoordt
De wind en de golven voeren
mijn woorden in het luchtledige.
Hij kan niet verre van mij zijn.
Als ik die rots beklim die daar boven alles
uitrijst, moet ik hem vandaar kunnen zien.
Wat zie ik ? Helaas, arme ik, een schip!
Met een Griekse bemanning!
Theseus, hij staat op de boeg!
Ah, misschien vergis ik me…

nee, nee, ik vergis me niet.
Hij ontvlucht, hij laat mij in m’n eentje achter.
Alle hoop is verloren, ik ben bedrogen.

Theseus, Theseus, hoor je me, Theseus!
O mijn God, ik word gek.
Hij is opgegaan in de wind en in de golven,
voor altijd uit mijn ogen verdwenen.
Oh Goden, hoe onrechtvaardig zou het zijn
als jullie de oplichter niet zouden straffen.
Ondankbare, waarom heb ik je van de dood
gered, om me door jou te laten bedriegen?
Wat koop ik voor je beloftes en bezweringen?
Woordbreker, trouweloze! Hoe kun je me
laten zitten. Bij wie kan ik troost vinden,

wie heeft er mededogen met mij?
Ik kan niet meer op mijn benen staan,
mijn knieën trillen en op dit moment van
bitterheid bonst mijn hart in mijn boezem.

Aria

Ik zou wensen dat ik dood val op dit fatale
moment, doch de hemel veroordeelt mij
onrechtvaardig tot een gruwelijk lijden.
Arme, verlaten ik, niemand die kan troosten,
de ontrouwe barbaar heeft me laten zitten!