Sinfonia ON TOUR! – Mexico
12 november, 2024t/m 19 november, 2024
Op 8, 9 en 10 maart 2024 presenteert Conrad van Alphen Sinfonia Rotterdam in een magische ontdekkingsreis door Poolse, Argentijnse en Oostenrijkse sferen. Te gast is sopraan Johanna Wallroth.
De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.
Grażyna Bacewicz (1909-1969)
Concert voor strijkorkest <1948>
1.Allegro; 2. Andante; 3. Vivo
Osvaldo Golijov (geb. 1960)
Drie liederen voor sopraan en orkest <2001>
1. Night of the flying horses; 2. Lúa descolorida; 3. How slow the wind
Franz Joseph Haydn (1732-1809)
Symfonie nr.91 in Es, Hob. I: 91 <1788>
1.Largo – Allegro assai; 2. Andante; 3. Menuet – Un poco allegretto; 4.Finale – Vivace
Grażyna Bacewicz (1909-1969)
Concert voor strijkorkest <1948>
1.Allegro; 2. Andante; 3. Vivo
De Poolse componiste/violiste werd in een muzikale familie geboren in de stad Lodz. Haar vader was de Litouwse componist Vincas Bacevicius en haar moeder was van Poolse afkomst. In haar geboortestad kreeg ze haar eerste lessen viool en piano. Na de middelbare school verkaste ze naar Warschau, om daar verder op het conservatorium compositie en viool te studeren. Ze was een briljante studente, die tegelijkertijd aan de universiteit een graad in de filosofie behaalde. In 1934 maakt zij deel uit van het componistenklasje van Nadia Boulanger. Ze startte haar carrière als solovioliste, won in 1935 de eerste prijs op het internationale vioolconcours Henryk Wieniawski in Warschau. Nadien ontwikkelde zij zich tot de eerste vrouwelijke Poolse componist van internationale naam en faam. Zij was een krachtige persoonlijkheid die zich niets liet welgevallen door het naoorlogse communistische regime. Aanvankelijk schreef zij in een neoklassieke stijl, maar later kregen haar werken een modernistisch karakter zonder daarbij de tonaliteit kwijt te raken.
Het driedelige Concert voor strijkorkest ontstond in 1948. Het eerste deel, Allegro, klinkt in eerste aanleg als een 20e-eeuwse versie van Bachs 3e Brandenburgse concert. Het hoofdthema marcheert in een kordaat tempo. De lyrische tegenhanger komt van de lage strijkers. Met dat materiaal bouwt de componiste een quasi-barok Allegro. Tegen een membraan van fluisterzachte tremoli van de violen zingt het orkest een wat onbestemde melodie. Introvert, een samenspraak van ingetogen stemmen. Het robuuste, onbevangen karakter van het eerste deel keert terug in het speelse slotdeel, Vivo. Lyrische passages larderen, net als in het Allegro, de muziek.
Osvaldo Golijov (geb. 1960)
Drie liederen voor sopraan en orkest <2001>
1. Night of the flying horses; 2. Lúa descolorida; 3. How slow the wind
In de muziek van de Argentijnse componist Osvaldo Golijov komen culturen vanuit geheel verschillende windstreken samen. Moeders familie kwam uit Roemenië, vaders familie uit Oekraïne. Zij pianiste, en hij arts, emigreerden naar La Plata in Argentinië. Thuis werd de jongen Osvaldo ingewijd in een mengelmoes van klassieke muziek, Joodse gewijde gezangen, vrolijke klezmer traditionals en uiteraard de Argentijnse tango. In 1983 vertrok hij naar Israël, waar hij studeerde aan de Rubin Academy. Nog niet uitgeleerd nam hij lessen in de Verenigde Staten bij George Crumb aan de universiteit van Pennsylvania. Sindsdien maakte hij furore in zowel de moderne klassiekwereld als in de filmwereld. Hij scoorde een Amy Award voor de beste opera-opname voor ‘Ainadamar: Fountain of Tears’ en een Grammy Award voor de beste eigentijdse klassieke muziek voor dezelfde opera. ‘Ayre’ voor stem en kamerensemble, wordt geroemd als een ‘counterpoint of cultures’.
De Drie Liederen stammen uit diverse bronnen; ‘De nacht van de vliegende paarden’ is een bewerking van Golijovs muziek voor de film ‘The man who cried’ van Sally Potter, een soort wiegenlied waarvan het begin enigszins herinnert aan ‘Je crois entendre encore’ van Bizet (een aria die in de film voorkomt). Het slot is geïnspireerd op Roma (‘zigeuner’)muziek van de Balkan.
Het tweede lied ‘Lua descolorida’ is gebaseerd op een gedicht van Rosalia de Castro in het ‘Galiga’, het dialect van de provincie Galicië. Het drukt in lange langzame strofen zowel wanhoop en als verdriet uit.
Het derde lied, ‘How slow the wind’, is op teksten van Emily Dickinson en is vervuld van Mahleriaans leed. Het is een reactie op de plotselinge dood van een vriend als gevolg van een ongeval.
Franz Joseph Haydn (1732-1809)
Symfonie nr.91 in Es, Hob. I: 91 <1788>
1.Largo – Allegro assai; 2. Andante; 3. Menuet – Un poco allegretto; 4.Finale – Vivace
In de periode tussen 1786 en 1791/2 maakte Haydn zich los van adellijke dienstverbanden en werd zoals we dat nu noemen een zzp’er. De symfonie nr.91, gecomponeerd in 1788, verkocht hij tezamen met de nrs.90 en 92 aan een trouwe mecenas: prins Oettingen-Wallerstein.
De langzame statige inleiding leidt na 20 maten tot het chromatisch opklimmende hoofdthema van het Allegro assai. Het hupserige neventhema is zo haydenesk als het maar zijn kan. De humor schuilt vooral in de soli van de blazers (fluit, hobo’s, fagotten en hoorns). De strijkers introduceren het lieflijke thema van het Andante. Haydn breidt het thema stap voor stap uit tot een juichend slot. Dan volgen de variaties, eerst in de fagot, daarna in een teder mineur in de strijkers, de fluit is even de volgende solist. De dynamiek wordt krachtiger, de bassen sputteren en de hoorns schallen. Wat bescheiden begon eindigt triomfantelijk. In het gemoedelijk deinende trio van het hoffelijke Menuet speelt de fagot weer een hoofdrol. De Finale (Vivace) is een onbekommerd rondo.
Meer over Franz Joseph Haydn:
Franz Joseph Haydn was een bijzonder originele componist. Zijn stijl, hoewel representatief voor de periode waarin hij werkte, was zo individueel dat zijn muziek altijd gemakkelijk van die van anderen was – en is – te onderscheiden. De symfonie en het strijkkwartet zijn door hem tot volle wasdom gebracht. Haydn was par excellence de klassieke componist van de Verlichting, religieus maar niet al te vroom, vermetel maar niet al te tegendraads, intelligent maar niet betweterig, geestig maar niet clownesk. Een heer in het verkeer, evenwichtig van aard en bijgevolg – anders dan Mozart – door een ieder gerespecteerd.
Haydn leefde in een tijd van dienstbaarheid aan de adel. Een groot deel van zijn leven werkte hij voor de familie Esterházy. Alleen zijn eerste symfonieën en diverterende werken voor kleine bezetting zijn vermoedelijk ontstaan in de periode van 1758 tot 1760, toen Haydn als kapelmeester in dienst was van graaf Karl Joseph Franz Morzin. De meeste van de 104 door de Rotterdamse musicoloog Anthony van Hoboken geregistreerde symfonieën componeerde de plichtsgetrouwe kunstenaar ter muzikale opluistering van de vorstelijke hofhouding van de familie Esterházy. Echter, wie zou denken dat de sleur van het paleisleven, het isolement van het Hongaarse platteland en de routine van de nimmer aflatende stroom muzikale opdrachten ooit afbreuk deed aan Haydns inventiviteit, vergist zich. Haydn was en bleef zijn leven lang oorspronkelijk.
In zijn latere leven was Joseph Haydn de meest gevierde muzikale figuur in Europa. Van Lissabon tot aan St. Petersburg was het onuitputtelijke genie een voortdurende bron van bewondering en verering. Er bestond geen gelijke. Zijn ongecompliceerde, vaak geestige en ordelijk geconstrueerde muziek sloot wonderwel aan bij de culturele behoeften van de ‘Verlichting’: alles netjes in proporties, geen overdadige vormen als dubbelfuga’s en al te ingenieus contrapunt. De barok met zijn extravaganties was verleden tijd. Zijn werk sloot in de nadagen van de pruikentijd naadloos aan bij de smaak van het kunstminnende publiek.
Het enthousiasme bekoelde echter na zijn overlijden snel. Enkele generaties later beoordeelde bijvoorbeeld Robert Schumann ‘papa’ Haydn als een randfiguur van slechts betrekkelijke waarde voor het nageslacht. Maar in de loop van de 20e eeuw is een meer dan terechte heroplevering ontstaan in de waardering van deze vakman par excellence!
Met dank aan: Han van Tulder (hanvantulder.nl).