Magische Kerst met de Notenkraker
18 december, 2024t/m 26 december, 2024
Op 5 oktober speelt Sinfonia Rotterdam, onder leiding van Conrad van Alphen met ster-violist Andrey Baranov.
De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.
Majestueuze fanfares openen deze gelegenheidscompositie van Sjostakovitsj. Dit stuk werd voor het eerst in Moskou uitgevoerd ter gelegenheid van de 37e verjaardag van de Oktoberrevolutie. Wonderlijk genoeg is de muziek ontleend aan een pianostukje met de naam verjaardag. Dit stuk maakte al in 1945 deel uit van de suite Children’s Notebook, geschreven voor het jarige dochtertje Galina van de componist. Na de fanfare volgt een wervelende Russische dans. Een contrasterende melodie is het derde muzikale element in dit populaire sovjet-amalgaam van goed in het gehoor liggend socialistisch realisme.
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809 -1847) – Vioolconcert in e, opus 64
I. Allegro molto appassionato, II. Andante, III. Allegretto non troppo IV. Allegro molto vivace
Met engelengeduld schaafde Felix Mendelssohn-Bartholdy aan zijn composities. Hij was met recht een pietje precies. Eer de componist in 1845 definitief zijn zege gaf aan het elegante vioolconcert in e, was een langjarige periode van wikken en wegen verstreken. Want al in 1838 had de toenmalige dirigent van het Leipziger Gewandhausorchester aan diens concertmeester Ferdinand David een vioolconcert beloofd. David reageerde enthousiast: “Ik zal het werk zó vlijtig bestuderen dat de engelen in de hemel zich zullen verheugen.” En zo is het uiteindelijk ook gelopen. Dit tweede vioolconcert van Mendelssohn (in zijn jeugd had hij al een concert in d gecomponeerd) heeft van meet af aan de harten gestolen van alle klassieke muziekliefhebbers. En de engeltjes zullen hem vast een plaatsje in de hemel hebben bezorgd.
Mendelssohn greep graag terug op klassieke thema’s en structuren. Zijn beroemde vioolconcert is met uitzondering van enkele voor die tijd opmerkelijke bijzonderheden geheel op klassieke fundamenten geschoeid. Het openingsdeel is een gepassioneerd Allegro met twee thema’s in sonatevorm. Het Andante is een dromerig ‘Lied ohne Worte’ en de rondofinale is een sprankelend elfenballet met coupletten en refrein. Nadat het slotaccelerando van het Allegro is uitgeklonken, blijft een fagottoon als het ware hangen. Deze toon verbindt bijna achteloos deel één en deel twee zonder stemming-onderbreking. Na het zangerige Andante keert het hoofdthema uit het eerste deel in de vorm van een meditatie terug. Als een duveltje uit een doosje ontpopt zich plots uit deze veertien maten lange mijmering het kwikzilverachtige Allegro molto vivace.
I.Allegro tranquillo II.Adagio cantabilema non tanto III. Scherzo: Allegro scherzando giocoso IV. Finale: Andante lugubre. Allegro
Tchaikovsky zou in de voetsporen zijn getreden van amateuristische vakbroeders als Mussorgsky, Rimsky-Korsakov en Borodin, die componeren als nevenbaan uitoefenden, ware het niet dat Anton Rubinstein hem in 1863 in staat stelde te gaan studeren aan het door hem recent opgerichte conservatorium van Sint Petersburg. Drie jaar later trad de zesentwintig jarige Tsjaikovsky toe tot de staf van het nieuwe conservatorium, dat Antons broer Nikolaj in Moskou had gesticht.
Na zijn afstuderen begon Tsjakovsky in 1866 aan het componeren van de eerste versie van zijn eerste symfonie, daartoe aangemoedigd door zijn mentor Nikolaj Rubinstein. Terug in Sint Petersburg legde hij de partituur voor aan zijn vroegere leermeesters Anton Rubinstein en Nikolaj Zaremba. In plaats van applaus oogstte de nog onzekere componist louter negatieve reacties. Gekwetst trachtte hij zijn voordeel te doen met hun raadgevingen, maar hij kreeg er slapeloze nachten en hallucinaties van. Pas in 1874 slaagde Tsjaikovsky erin een bevredigende revisie te voltooien. Die tweede versie wordt gespeeld.
De titel Winterdreams (winter dagdromen) gaf de componist zelf aan de eerste twee delen van het werk. Slaapverwekkend zijn de thema’s van het Allegro tranquillo zeker niet. Wel dromerig is het steeds terugkeren van passages, zonder – als in een onrustige droom – tot een afronding te komen.
Uit een schemerige intro van de violen klinkt het hoofdthema. Het Russische neventhema wordt door de klarinet geïntroduceerd. De voortzetting van het deel volgt de karakteristieken van de sonatevorm (doorwerking en reprise).
Het tweede deel, Adagio cantabile ma non troppo, gaf Tsjaikovsky het bijschrift land van verlatenheid, land van nevel mee. Nu geen trompetgeschal en paukenroffels. De zoetgevooisde strijkers voeren de boventoon en de hobo blaast een melancholieke melodie. Een dreigende hoornfanfare symboliseert een overdrijvend onweer.
Voor het Scherzo maakte de componist gebruik van een eerder gecomponeerde pianosonate in cis uit 1865. Met een nieuw walsachtig trio daaraan toegevoegd. Vluchtige muziek, niet uitgesproken luchthartig. De Finale begint met een Andante lugubre. Catacombemuziek. Dat is voorspel tot een daverend slot, uitbundig volks gehos en gestamp. Burlesque!