Programmatoelichting januari 2024 | Wervelend Nieuwjaarsconcert | met Elenora Hu en Maria Solozobova

2 januari 2024

Op 5 en 6 januari presenteert Conrad van Alphen Sinfonia Rotterdam in een wervelend Nieuwjaarsconcert. Te gast zijn solistes Elenora Hu (sopraan) en Maria Solozobova (viool). Op zaterdag 6 januari wordt het orkest gedirigeerd door Mikel Fernández.

De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.


Piotr Ilyich Tchaikovsky (1840-1893)
Eugene Onegin, op.24 <1877>
II: Wals / III: Polonaise

Franz Lehár (1870-1948)
Operette Giuditta <1934>
“Meine Lippen, sie küssen so heiss”

Piotr Ilyich Tchaikovsky (1840-1893)
Méditation op.42 <1878>

Emmerich Kálmán (1882 – 1953)
Die Csárdásfürstin <1915>
“Heia, heia, in den Bergen ist mein Heimatland”

Maurice Ravel (1875-1937)
Tzigane voor viool en orkest <1924>

Leonard Bernstein (1918 – 1990)
On The Town: drie Dansepisodes <1945>

Ludwig van Beethoven (1770 – 1827)
Symfonie nr.7, op.92 <1811>


Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893)
Wals en Polonaise uit de opera Jevgeni Onegin

Het verhaal van de opera Jevgeni Onjegin handelt over een – in de liefde – onervaren vrouw en een hooghartige minnaar. Zij, Tatjana, raakt in de ban van een door de wol geverfde macho, Jevgeni Onegin genaamd. De aanbedene wijst de liefdesverklaring van het jonge meisje met dédain af. Vele jaren gaan voorbij. Tatjana is conform haar stand in het huwelijk getreden met een veel oudere prins. Dan ontmoet het stel elkaar weer op een feest in St. Petersburg. Jevgeni, ouder geworden en de wilde haren kwijt, maakt Tatjana andermaal het hof. Nu is het echter Tatjana die hem als gehuwde vrouw met pijn in het hart de deur wijst. Zo gaat dat soms.

De wals en de polonaise zijn briljante muziekstukken waarop bij feestelijke partijen wordt gedanst. 


Franz Léhar (1870-1948)
‘Meine Lippen, sie küssen so heiβ’ (uit ‘Giuditta’)

De Hongaar Franz Léhar componeerde behalve talloze operettes ook serieuze opera’s. Giuditta, een ‘Musikalische Komödie’, uit 1934, was zijn laatste theaterproductie.  De operette heeft veel weg van een echte opera, zonder happy end. De vurige danseres Giuditta verklaart in haar schwärmische lied waarom mannen door haar avances prompt verliefd op haar worden.


Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893)
‘Méditation’ (uit ‘Souvenir d’un lieu cher’, opus 42)

De grootste fout die Tsjaikovski in zijn leven maakte, was om met een vrouw in het huwelijk te treden. In de war gebracht door een hartstochtelijke liefdesbrief van een leerlinge aan het conservatorium, Antonina Miljoekova, liet de 37-jarige vrijgezel zich verleiden tot een huwelijk, waarvan hij nog voordat het voltrokken was al spijt als haren op zijn hoofd had. 

Terwijl in 1878 de echtscheiding van Antonina door derden werd geregeld, ging de componist op reis en werkte onder andere aan zijn vioolconcert. Begin april zijn de schetsen klaar. Het tweede deel kan de componist echter niet bekoren en hij besluit een nieuw stuk te componeren. Zo blijft dat deel op de plank liggen. Maar niet voor lang, want het stuk wordt als deel één van een driedelige cyclus salonstukjes gerecycled. Tsjaikovsi geeft het werk de naam ‘Souvenir d’un lieu cher’, een herinnering aan het landgoed Brailov, waar hij in de o zo benauwde dagen van zijn huwelijk een goed toevluchtsoord vond. De muziek vergt weinig toelichting. De ‘Méditation’ is een verrukkelijk zangerig variatiestuk in d kleine terts. 


Emmerich Kálmán (1882-1953)
‘Heia heia in der Bergen’ (uit ‘Die Csárdásfürstin’)

Kort voor het uitbreken van WO I, en bijgevolg het uiteenvallen van het Habsburgse keizerrijk, bracht de Hongaarse componist Emmerich Kálmán, tijdgenoot en collega operettecomponist van Franz Léhar, zijn meest succesvolle operette ‘Die Csárdásfürstin’ op de planken.  De tophit werd het lied ‘Heia heia in der Bergen ist mein Heimatland!’. Daarin verheerlijkt de Csárdásprinses Sylvia op Hongaarse volksmuziek haar komaf uit de besneeuwde bergen. 


Maurice Ravel (1875-1937)
Tzigane voor viool en orkest

In 1924 componeerde Ravel een virtuoze rapsodie voor viool en piano. Korte tijd later orkestreerde de componist het stuk. De première, met als soliste de Hongaarse Jelly d’Aranyi, een bevriende violiste, aan wie het werk ook is opgedragen, vond in hetzelfde jaar in Parijs plaats.

Stelt u zich voor. U bevindt zich in een beetje sjofel, rokerig etablissement ergens op de Balkan. Een groepje bohémiens zit dwars door het geroezemoes van de gasten heen met elkaar te musiceren. De soloviolist improviseert wat voor de vuist weg. Geleidelijk ontwikkelt zich uit zijn quasi nonchalante gefiedel een meeslepende melodie. Het zal u opvallen dat deze ‘Zigeunergeiger’ bepaald niet van talent is gespeend. Haast achteloos tovert hij allerlei violistieke trucs uit zijn instrument: dubbelgrepen, pizzicati, flageoletten (fluittonen) etc, etc. Onweerstaanbaar raken hij en zijn bandgenoten in de ban van het ‘zigeuner’spel. Samen maken ze er vervolgens een enerverende muzikale happening van: opwindende ritmes, meeslepende thema’s, een en ander briljant geïmiteerd en georkestreerd door Maurice Ravel. U kunt zelfs de klanken van het typisch Balkanees instrumentarium horen, zoals de cimbaal. 


Leonard Bernstein (1918-1990)
On the town: Drie dansepisodes (1945)

De theatermuziek van Leonard Bernstein houdt het midden tussen opera, operette en musical. De show ‘On the town’ gaat over drie zeemannen op 24-uurs verlof in New York. In de eerste episode, The Great Lover’, is Gary in de metro in slaap gevallen. Hij droomt van beentjes van de vloer met het pin-up meisje Turnstiles. Bernstein mengt het ritmische geraas van de voortdenderende underground met de jazzy dansfantasie van de verliefde bootsman.  In ‘Pas de deux’ zwijmelt Gaby cheek to cheek met een High School Girl in Central Park op de bitterzoete melodie uit ‘Lonely Town’ van Aaron Copland. ‘Time Square 1945’ is de uitsmijter van de show. Bernstein’s swingende ode aan het New York van zijn jeugd. 


Ludwig van Beethoven (1770 – 1827)
Symfonie nr. 7 in A, opus 92

1.  Poco sostenuto, Vivace; 2. Allegretto; 3. Presto; 4. Allegro con brio

Ludwig van Beethoven was voor zijn tijdgenoten een componist die moeilijke, tegendraadse stukken schreef; muziek waaraan men vaak eerst moest wennen. Ook zijn zevende symfonie uit 1813 had aanvankelijk, ondanks de grandioze première bij gelegenheid van het eerbetoon aan de Oostenrijkse en Beierse slachtoffers van de slag bij Hanau, geen goede pers: “Ausgeburt eines Tollhäuslers”, “Componiert im trunken Zustande!” Onzinnige kritiek, zullen we nu zeggen. Geen symfonie van Van Beethoven is in zo’n heldere tonaliteit gecomponeerd, heeft zo weinig muzikale conflictstof in zich en beschikt over zo veel esprit als deze zevende. Richard Wagner, al weer heel wat jaren later, reageerde meer ter zake kundig: “Apotheose des Tanzes”, zo oordeelde hij. Inderdaad, de symfonie is een en al dansritmiek. Zelfs het gedragen tweede deel, Allegretto, met een heel fraaie, verlangende melodie, heeft iets van een beheerst swingende mars. Omdat de zevende over het geheel genomen een heel vrolijke, melodieuze symfonie is vol levensblije stuwingen en felle dynamische accenten, is de populariteit die het werk tot op de dag van vandaag geniet, meer dan terecht. 

De gedragen inleiding – Poco sostenuto – verraadt nog weinig van het spektakel dat gaat volgen. Timide blazers, grommende bassen, brede crescendi, de spanning wordt al flink opgevoerd. De hobo speelt het hoofdthema, terwijl de violen op de achtergrond zachtjes kwinkeleren. De echte versnelling zet maar aarzelend in. Dan barst na enkele bloedstollende stiltes het Vivace voluit los. De houtblazers blazen uitbundig de motieven en motiefjes. De strijkers strijken met felle halen, de hoorns juichen, de pauken tamboereren. Het is feest! De muziek is regelmatig sterk syncopisch, dat wil zeggen, gaat flink tegen de maat in. Daardoor hotst en botst het ook zo lekker. Het tweede deel is, hoe vreemd het ook klinkt, een dansante treurmars. Deel drie, Presto, is het vitale scherzo met ingetogen trio van de symfonie. Let op hoe spectaculair de componist dit flitsende deel heeft geïnstrumenteerd. Het is de opmaat naar het bacchanale slot, Allegro con brio, een onstuimige extase. Toch een beetje een dronkenmans partij? 


Met dank aan: Han van Tulder (hanvantulder.nl).