International Conducting Competition Rotterdam (ICCR) – Finale Proms Concert
8 juni, 2025t/m 8 juni, 2025
Op 14, 16 en 17 mei 2025 presenteert Conrad van Alphen Sinfonia Rotterdam in het Wereldmuseum, de Kloosterkerk en de Doelen. Te gast is pianist David Fray.
De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.
Frank Martin (1890–1974)
Passacaille <1944; rev 1952>
Wolfgang Amadeus Mozart (1756–1791)
Pianoconcert nr. 9 “Jeunehomme”, K.271 <1777>
I. Allegro
II. Andantino
III. Rondo: Presto
Wolfgang Amadeus Mozart (1756–1791)
Symfonie nr.29, K.201 <1774>
I. Allegro moderato
II. Andante
III. Menuetto
IV. Allegro con spirito
Frank Martin (1890-1974)
Passacaille (versie voor strijkorkest)
Hoewel Frank Martin een Zwitserse componist van geboorte is, woonde en werkte hij van 1946 tot aan zijn overlijden in Nederland. Hij kan dus ook een beetje als een landgenoot van ons worden beschouwd. In 1940 trouwde hij met de jonge muziekstudente Maria Boeke, die in Lausanne haar Frans wilde vervolmaken en piano en fluit studeerde aan de aldaar gevestigde muziekschool ‘Technicum Moderne Musique’, die onder leiding van Martin stond. Zij was jaren lang zijn steun en toeverlaat, ook tot lang na zijn dood promootte ze op alle mogelijke wijze zijn muziek in binnen en buitenland. Ze was nauw betrokken bij de Frank Martin Stichting. Maria overleefde Frank 43 jaar, zij werd 102!
In het interbellum zocht Martin naar een eigen moderne stijl. Hij worstelde met de twaalftoonstechniek van Arnold Schönberg. Hij experimenteerde,en componeerde enkele stukken in die stijl, maar kwam uiteindelijk tot de bevinding dat muziek zonder harmonie niet zijn ding was. Wel bleef hij gebruikmaken van de chromatiek, dus van alle twaalf tonen, maar bekeerde zich niet tot een stringente vorm van serialisme. Hij ontdekte dat traditionele figuren als kwintensprongen en opeenvolgingen van drieklanken een harmonieuze herkenbaarheid opleverde waarin hij zich thuis voelde. Zo ontstond een eigen toegankelijke taal, noch tonaal, noch atonaal. Martin was geen dogmaticus, hij was en bleef een bescheiden kunstenaar die altijd naar schoonheid zocht.
Na beluistering van de ‘Mattheus Passion’ op jonge leeftijd werd Johann Sebastian Bach Frank Martins grote muzikale idool. Hij bewonderde diens muziek zozeer dat hij het componeren van solowerken voor orgel, het instrument bij uitstek in Bachs oeuvre, welbewust vermeed. Typerend voor zijn bescheidenheid. Martin dorst niet lichtvaardig in de voetsporen van de grote meester te treden. Slechts een uitzondering ontstond in 1942, het ‘Passacaille voor orgel’, gemodelleerd op Bachs imposante Passacaglia in c klein, BWV 582. Hij droeg het werk op aan de organist Kurt Wolfgang Senf die op26 september 1944 de eerste uitvoering van het stuk verzorgde op het orgel van de kathedraal van Bern. Martin was niet tevreden over de beperkte klankschakering die het orgel kon bieden. Hij arrangeerde in 1952 de muziek voor strijkorkest. Dat is de versie die Sinfonia Rotterdam op de lessenaars heeft staan. Tien jaar later herzag Martin het arrangement nogmaals, nu voor volledig orkest.
Volgens Wikipedia is de passacaglia (of passacaille) een (waarschijnlijk van een 16e-eeuwse Spaanse dans afgeleide) compositie in meestal driedelige maatsoort over een baslijn, die doorgaans eerst alleen klinkt en vervolgens herhaald wordt waarbij de boven- en middenstemmen een contrapuntische en harmonische relatie met deze basmelodie aangaan. De ingetogen ‘Passacaille’ van Martin volgt dat stramien. De melodie is twaalftoons en de samenklanken zijn vaak licht dissonant en schurend.
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Pianoconcert nr. 9 in Es, KV.271 ‘Jeunehomme’
I. Allegro, II. Andantino, III. Rondo: Presto
Mozart – graag flirtend met vrouwen – greep het bezoek aan Salzburg van de flatteuze Franse pianiste Mlle Jeunhomme in 1777 met beide (componisten)handen aan om voor haar een opmerkelijk pianoconcert te creëren. Samen zullen ze er vast veel genoegen aan hebben beleefd.
Het ‘Jeunehomme’-concert – dat dus alles met een jongedame te maken heeft en niets met een jongeman – herbergt enige voor die tijd opmerkelijke nieuwigheden. De solist wacht niet tot het orkest het thematische materiaal heeft geëxposeerd, maar valt gelijk na het eerste krachtige statement in. Daarna leunt de solist matenlang (on)rustig achterover, terwijl het orkest een huppelend hoofdthema en een zangerig neventhema uitwerkt. Nog voor de expositie van het Allegro is afgesloten, kan de pianist zijn of haar ongeduld niet langer beheersen en valt plots met een triller in. De tweede expositie met de pianosolist wijkt volledig af van de ervoor door het orkest gespeelde. In de doorwerking moduleert Mozart heel vermetel naar een ernstig klinkende f mineur. Wanneer het krachtige openingsstatement herklinkt, is de recapitulatie met fraaie bijdragen van de hoorn en de hobo aangebroken. Mozart had niet de gewoonte de solistische cadensen altijd volledig uit te schrijven. De invulling daarvan liet hij graag aan de goede smaak en inventiviteit van de solist(e) over. Maar op de opname die ondergetekende bij het schrijven van deze toelichting beluisterde, worden wel cadensen van Mozart zelf gespeeld. Het Andantino in c klein is het eerste langzame deel in een mineur toonsoort dat in een pianoconcert van Mozart voorkomt. Diepe droefheid en een gevoel van inerte hopeloosheid overheersen. De zinnen worden drastisch verzet in het briljante slotdeel, Rondeau. Presto. Halverwege last Mozart haast achteloos – Cantabile – een onschuldig menuetje in.
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Symfonie nr. 29 in A, KV.201
I. Allegro moderato, II.Andante, III. Menuetto, IV. Allegro con spirito
Mozart – nooit te beroerd de toehoorders met een innovatie te verrassen – nam in zijn 29ste symfonie rigoureus afstand van de galante stijl van de (jeugd)symfonieën die hij voorheen produceerde. De lengte, de diepgang – vooral in de dramatische doorwerking in het eerste deel – en de kamermuziekachtige inbreng van de strijkers, versterkt met twee hobo’s en twee hoorns, maken dat deze symfonie in A groot uit 1774 wordt beschouwd als dé voorloper van de volwassen symfonieën die na 1778 zouden volgen. Het zegt wat dat Mozart juist dit werk vanuit Salzburg naar een Academie in Wenen stuurde om daarmee (alvast) zijn visitekaartje af te geven. Toch is ook deze ‘voorname’ symfonie, net als de meeste voorgaande, gewoon geschreven ter opluistering van een of andere feestelijke bijeenkomst.
De symfonie heeft vier delen. Het – frase voor frase – in gewicht toenemende hoofdthema van het Allegro moderato kenmerkt zich door een octaafsprong. Hetzelfde interval duikt in het vierde deel weer op, hetgeen de compositie een gevoel van doorwrochtheid geeft dat in eerder symfonisch werk van Mozart ontbreekt. Het schuchter aandoende neventhema groeit ook gefaseerd in importantie. De expositie wordt letterlijk herhaald. In de stijl van ‘Sturm-und-Drang’ ontwikkelt zich een lange doorwerking vol dramatische zeggingskracht. Het openingsdeel sluit af met een bondige recapitulatie. De dempers op de strijkers geven aan het Andante een totaal andere, veel intiemere uitstraling. Het gepunteerde ritme, dat de tedere melodielijnen ondersteunt, blijft gedurende het gehele deel het tempo bepalen. Een soortgelijk gepunteerd ritme is ook de drijvende kracht achter het pocherige Menuetto. Een elegant trio vormt het contrasterende intermezzo. Forse intervallen karakteriseren de grillige thematiek van het slotdeel, Allegro con spirito. Luister aandachtig naar de vele muzikale vondsten waarmee dit sprankelende slotdeel is doordrenkt. Muziek die nooit verveelt!